https://www.dorpsverhalenkrommerijn.nl/dorpscanon/dorpscanon-houten


Nieuws:


Uitgelichte vensters:

Toen in 1939 de politieke en militaire spanningen in Europa hoog opliepen, besloot de Nederlandse regering in augustus van 1939 tot algehele mobilisatie. Nederland bereidde zich voor op een eventuele oorlog met Duitsland. De Grebbelinie werd op het laatste moment als hoofdverdedigingslinie ingericht en alsnog aangepast, maar ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd in stelling gebracht. Zo ook Fort bij Rijnauwen bij Bunnik. Kapitein Klaas Brouwer van het 28e Regiment Infanterie moest zich vanuit zijn kazerne in Assen via het Centraal Station in Utrecht naar Fort bij Rijnauwen begeven. Het fort moest in gereedheid worden gebracht voor eventuele oorlogshandelingen. Bij aankomst bleek dat nog geenszins het geval te zijn. Er was veel werk te doen. In de omgeving van Fort bij Rijnauwen, het gebied tussen de verschillende andere forten in, werd een hoofdweerstandsstrook aangelegd voorzien van granaatvrije groepsschuilplaatsen. Door de betrekkelijk hoge ligging kon dit gebied niet onder water worden gezet. Ook werden er in dit gebied kazematten gebouwd met een gietstalen koepel erin voorzien van een mitrailleur. Op Fort bij Rijnauwen verscheen er ook een exemplaar gericht op het Rijnsoever, de weg waarlangs verwacht werd dat de vijand het fort zou benaderen. Ook werden op de hoek van het Rijnsoever en de Zandlaan  vechtwagen versperringen aangelegd. De zogenaamde 'aspergeversperringen' zo genoemd omdat de immense stalen balken als asperges uit de grond staken. Enkele jaren geleden is de markering weer aangebracht op het Rijnsoever waar ze origineel gestaan hebben. Op de Rhijnauwenselaan, vlak voor de Provincialeweg werd zo'n versperring ook aangebracht. Op het buitenfort van Fort bij Rijnauwen (parallel aan het huidige wandelpad daar) werd een groepsnest ingericht compleet met schuilplaatsen van gewapend beton. Vanaf de Kromme Rijn, halverwege de Rijnsoeverbrug en het theehuis, werd in het weiland in de vorm van een zaagtand richting de Rhijnauwenselaan een tankgracht gegraven. Aan de oostkant schuin aflopend, maar aan de west kant steil oplopend om vijandelijke tanks vast te laten lopen. De tankgracht ligt er nog steeds en vanuit de lucht is de loop ervan nog goed te zien op Google Maps. Op 13 mei 1940 viel de Grebbelinie en het Nederlandse leger trok zich terug op de Nieuwe Hollandse Waterlinie en dus ook op Fort bij Rijnauwen. Maar gelijktijdig hiermee capituleerde Nederland en spoedig viel Fort bij Rijnauwen in Duitse handen. Het Duitse leger nam het fort vooral in gebruik als opslagplaats van wapens en munitie en het grote open binnenterrein, het terreplein, werd oefengebied voor geval dat ze betrokken zouden raken bij gasaanvallen tijdens gevechten. Daarvoor groeven ze op het binnenterrein loopgraven waarvan resten nu nog in het terrein zichtbaar zijn. Ook werd een luistertoestel opgericht waarmee de Duitsers vijandelijke vliegtuigen konden opsporen en herkennen. Het stond vlak voor de voormalige fortwachterswoning. De huidige Stayokay, toen ook al jeugdherberg, werd door de Duitsers gevorderd en in het huidige Theehuis Rhijnauwen werden Duitse soldaten ondergebracht. De meest zwarte bladzijde van de geschiedenis van Fort bij Rijnauwen moet dan nog komen. In de loop van de eerste oorlogsjaren ontstaat verzet onder de Nederlandse bevolking tegen de vaak onmenselijke maatregelen die door de bezetter worden getroffen. Door infiltratie in verzetsgroepen en door de contra spionage, het beruchte England Spiel, lopen veel verzetsmensen tegen de lamp en worden opgepakt. Ze zitten eerst elders in Nederland gevangen, maar worden ten slotte overgebracht naar een van de twee gevangenissen in Utrecht: aan de Gansstraat of aan het Wolvenplein. De gevangenen kwamen daar voor het Feldkriegsgericht, dat zitting had in deze gevangenissen. Daar werd  uiteindelijk de definitieve straf uitgesproken en vastgesteld. Enkele dagen daarna werd het vonnis voltrokken op het binnenterrein van Fort bij Rijnauwen. Gebonden aan een houten paal met of zonder blinddoek om. Zo stierven voor een Duits vuurpeloton daar een kleine honderd verzetsmensen. Soms bestaande uit complete groepen, een enkele keer een individueel persoon. Maar altijd meerdere tegelijk. De fusillades vonden meestal vroeg in de ochtend plaats. Vlak na zonsopgang, zo wisten omwonenden enkele jaren geleden nog uit eigen herinnering te vertellen. Na de oorlog werd de plek van de fusillades al vrij snel bezocht door nabestaanden. Maar pas vanaf 1980 worden hier jaarlijks al deze verzetsmensen die hun leven gaven om een ander te redden herdacht. 'Opdat wij nooit vergeten'. April 2025 Foto 1: groepsschuilplaats type P op buitenfort Fort Rijnauwen Foto 2: resten van tankgracht ter hoogte van Rhijnauwenselaan Foto 3: herstelde aspergeversperring op Rhanuwenselaan

Met de ontginning van Oud-Wulverbroek en Vechterbroek in de 12e eeuw verschijnt er een mottekasteel langs de huidige Oud Wulfseweg. Dit ‘ontginningskasteel’ is vermoedelijk rond 1200 of mogelijk eerder gebouwd.  Veel is van dit kasteel niet bekend. Er zijn alleen archeologische aanwijzingen die gecombineerd kunnen worden met schriftelijke bronnen. Zo zijn bij de sloop van het buitenhuis Oud-Wulven in de jaren na de Tweede Wereldoorlog brandsporen van een houten bouwwerk gevonden. Hieruit blijkt dat dit mottekasteel door brand is vernietigd.  Tegelijkertijd werden in 1954 kloostermoppen gevonden van de toren van het tweede kasteel. Hierdoor weten we dat dit stenen kasteel ergens rond 1250 is gebouwd. De familie Van Wulven is de vermoedelijke bouwer van het eerste kasteel. In het jaar 1246 is er waarschijnlijk een afsplitsing van de familie geweest die zichzelf Hondermark noemde en in dit nieuwe kasteel Oud-Wulven ging wonen. In 1372 wordt Herman van Lockhorst eigenaar van Kasteel Oud-Wulven en het gerecht Oud-Wulven. In de periode erna zijn er verschillende eigenaren van naam, waardoor we kunnen aannemen dat het kasteel een plaats was dat er toe deed. Rond het kasteel ontstond een buurtschap met boerderijen.  In 1634 wordt de ambtsheerlijkheid Oud Wulven en Waijen gekocht door Johan van Toll, een rijke Utrechtse burger. Het kasteel uit 1250 wordt afgebroken en er komt een woontoren. Deze krijgt bovenin een extra toren met koepel en rond de begane grond wordt aarde gestort. Hierdoor lijkt het of het buitenhuis op een heuvel staat. Dit is in 1640 gereed. Het huis is vooral bedoeld voor de zomermaanden, zodat de eigenaar de stad kan ontvluchten. Daar is de lucht vies en zijn regelmatig ziekten. Tegelijkertijd wordt er een hofstede gebouwd dat tegenwoordig in een andere vorm nog bestaat. Deze hofstede heet sinds 1910 Jeannette-Oord en staat op de Oud Wulfseweg 10. Ook wordt er een oprijlaan gemaakt naar het zandpad tussen Utrecht en Houten, waar ook een poortwachterswoning komt. Verder verschijnt er op het terrein een koetshuis. Johan Rothé Een bijzondere bewoner van het buitenhuis tussen 1658 en 1671 is Johan Rothé. Hij was prediker van de Vijfde Monarchist. Hij wist indruk te maken op de Engelse koning en werd in de Engelse adelstand verheven. Hij trouwde in datzelfde jaar in Goring House, de voorloper van Buckingham Palace. Sir John en Lady Rothé vestigden zich op hun buitenhuis Oud-Wulven. Vanuit dit ‘hoofdkwartier’ bereidde hij zich voor op het naderende duizendjarig vredesrijk. Na bewoner Rothé kwam het huis in handen van andere elite. Diverse bestuurders uit Utrecht worden achtereenvolgens eigenaar van Oud-Wulven en kunnen dan de stad ontvluchten en genieten van de frisse buitenlucht.  Familie Testas In 1790 komt het huis Oud-Wulven in het bezit van de familie Testas. De bovenste verdieping, de zolder en de torenkoepel worden afgebroken. De zolder van het nieuwe dak wordt als duivenhok in gebruik genomen. De hofstede wordt het nieuwe verblijf van de familie en het kasteel raakt als woonverblijf op de achtergrond. Bewoner Charles François Testas is in 1898 een van de eerste autobezitters van Nederland en de eerste van de provincie Utrecht. Hij heeft zelfs twee auto’s in zijn bezit en is bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Automobiel Club. Zijn auto’s staan geparkeerd in de voormalige stal van het koetshuis. Testas organiseerde toertochten door Nederland.  Wanneer in 1910 de boerderij wordt verkocht aan de Vereniging Hulp voor Onbehuisden in Amsterdam is het buitenhuis Oud-Wulven volgens de journalisten van de krant een ‘oude middeleeuwse kapel’. In 1939 is Oud Wulven in zo’n slechte staat, dat er een restauratieplan wordt opgesteld. In 1947 wordt met de restauratie begonnen, maar door een storm waait de toren nog datzelfde jaar om en wordt besloten om het huis Oud-Wulven te slopen. De laatste resten worden in 1957 verwijderd. In de gevel van het Houtens gemeentehuis is een gerestaureerde poort van kasteel Oud Wulven te zien.  

De duiventoren bij landhuis Rhijnauwen is een 19e-eeuws gebouw met een tentdak. De oudste duiventorens zijn uit de 17e eeuw. Ze komen als vierkant of rond voor, waarvan er één bij Huize Wickenburg in ’t Goy is te vinden, die in 1640 voor het eerst wordt genoemd. De vrijstaande duifhuizen worden vooral aangetroffen bij een kasteel of adellijk huis zoals kasteel Rhijnauwen. Het is een gebouw met rondom doorlopend muurwerk van de grond af opgetrokken. Een duiventoren diende als opslagruimte voor aardappelen, groenten en fruit, terwijl de duiven via invliegopeningen in de kap naar binnen kwamen. De duiven werden gehouden voor eigen consumptie.  Duiven stonden symbool voor trouw en werden gewaardeerd om hun sierlijkheid en snelheid. In het oude Rome werden jonge duiven al als culinair gerecht beschouwd, en tot de 18e eeuw waren ze een geliefde voedselbron, zelfs voor de gewone bevolking.  Het houden van duiven en het daarvoor bouwen van een toren of til was in de middeleeuwen een zogenaamd ‘heerlijk’ recht. Alleen de adel of de hoge geestelijkheid, die veel grond in bezit had, mocht van dit recht gebruik maken.  In 1384 als vaardigde de Staten van Utrecht, een plakkaat uit met betrekking tot het vangen van andermans duiven. De straf hierop was dat men ‘>>bloets hoefts ter klocken komen zel, en bidden den Rade vergiffenisse, en geven der Stad te betering twee dusent steens’. Het privilege van de adel en de kerk moest hiermee verzekerd zijn.  In 1667 wordt het eerste plakkaat uitgevaardigd waarin eigenlijk iedereen duiven mag houden en daarvoor een onderkomen kan bouwen als men een bepaalde hoeveelheid aan land bezat. De hoeveelheid land werd bepaald op 24 morgen (een morgen is 0,83 ha land). Wie toch een duiventoren bouwde en te weinig land bezat, werd de toren van hogerhand afgebroken.  In 1683 wordt het houden van duiven toegestaan voor iedereen die er plezier in had, op voorwaarde dat de duiven niet los vlogen. De belangrijkste reden om aan het bezit van een duiventoren een bepaalde hoeveelheid aan land te verbinden was, om te voorkomen dat de duiven op andermans grond hun voedsel bij elkaar gingen zoeken. Het is voor een boer die net zijn land heeft ingezaaid niet zo leuk om te zien hoe enkele honderden duiven van een buurman neerstrijken en het zaad opeten.  Als gevolg van de Franse revolutie werd in 1798 het duivenrecht afgeschaft en mochten er geen nieuwe torens of tillen gebouwd worden. Al snel, in 1803, kwam er een nieuwe wetgeving van de Utrechtse Staten, maar deze werd weer opgeheven na het inwerking treden van de Jachtwet uit 1807.  De Jachtwet uit 1807Deze wet handhaafde de bestaande toren en men mocht alleen nieuwe toren bouwen als ‘Zi jne Majesteit’ daarvoor toestemming had gegeven en men tenminste 15 morgen land bezat. In 1814 kwam er een nieuwe Jachtwet waarin werd vastgelegd dat de torens om de vijf jaar geregistreerd moesten worden bij de opperhoutvester.  In de Jachtwet van 1954 wordt geen bepaling meer opgenomen met betrekking tot de rechtspositie van duiventorens. Zij zijn sindsdien uit de wet verdwenen omdat men van mening was dat het houden van duiven niet meer in een Jachtwet thuishoort. Samenstelling: Meike de Vries

Aan de Anthonisbrink (de Brink) ligt het oudste gebouw van Bunnik, de oude Dorpskerk van ca. 1200. De Brink was vele eeuwen het centrum van Bunnik en rondom bebouwd met huisjes, de pastorie en het eerste schoolgebouw van Bunnik. Op een van de oudste afbeeldingen van Bunnik van H. de Winter uit 1743 zien we de Brink, gezien vanaf de Dorpstraat naar de kerk, met allerlei bebouwing. En geheel rechts de vermoedelijke smederij. Een Brink was een ideale plek om een smederij te hebben. De eerste vermelding van een smidse/smederij op de Brink in Bunnik is rond 1569. Dat wil niet zeggen dat er mogelijk (veel) eerder ook al een smederij was. Gijsbert Hendricks, de eerst vermelde smidIn een verslag uit 1569  wordt verklaard dat >>>>>>>>>>Gijsbert Hendricks (Ghijsbert Hendrickss) in oktober 1567 ten huyse van Jan Thonisz te Bunnick was en daar Anthonis Vrederickss neersloeg. Op 9-8-1569 wordt >>>>>>>>>>Ghijsbert Hendrickss  smit te Bunnick beboet door het Hof van Utrecht met >>>>>>>>>>‘24 pond voor het neerslag’. De tweede smid die we tegen komen is Cornelis Gerritss. Zeer vermoedelijk is dit de zoon van Ghijsbert Hendrikss.  Net als de volgende smid Henrick Cornelisz de zoon is Cornelis Gerritss. Hij is getrouwd met Geertruijt Gerritsdr. Geertruijt komt van Vechten en haar broer Anthonis Gerritsz (ca. 1553-†1608) is daar smid. Het echtpaar heeft geen kinderen en na de dood in 1605 van Hendrik moet de smederij verkocht worden. 4 generaties Van der Lee smeden van 1605 tot 1709 Cornelis Jansz (ca 1589-†1649) is vanaf 1605 genoemd als de volgende smid aan de Brink. Rond 1605/06 was Bunnik nog een kleine agrarisch gemeenschap met zo’n 250 bewoners. Cornelis Jansz trouwt met Adriaen de Cruijff en het gezin krijgt uiteindelijk 5 kinderen. Jan Cornelisz van der Lee neemt de smederij van zijn vader over. En op zijn beurt neemt ook zijn zoon Cornelis Jansz van der Lee de smederij over. De laatste smid van de familie Van der Lee is Gerrit van der Lee, de zoon Cornelis Jansz van der Lee. Hij neemt rond 1709 de smederij over. Het lijkt erop dat Gerrit een andere toekomst wil dan smid. Hij verkoopt >>>>>>>>>>‘sekere huijsinge en hofstede met hetgeen daarin aard- en nagelvast is met de smitsstede daar naast staande te Bunnik aan Abraham van Veen’. Vanaf 1710 is Abraham van Veen de nieuwe smid in Bunnik aan de Brink. Hij is getrouwd met Dirckje van Veen. Abraham is geen lange carrière als smid gegund want hij overlijdt rond 1719. Dirkje trouwt daarna met Bastiaen Gerritse van der Vliet die de volgende smid was. Na zijn overlijden 1742 werd hij als smid opgevolgd door zijn zoon Abraham van de Vliet.   150 jaar Bringenberg aan de Brink Als Johannes Bringenberg in 1775 trouwt met Dirkje van der Vliet, de dochter van Abraham van der Vliet wordt hij de volgende meestersmid aan de Brink. Na het overlijden van Johannes Bringenberg blijft zijn dochter Jacomina tot haar dood op 8 januari 1854 in huize Bringenberg wonen. Jacomina sluit in 1829 de smederij. Na het overlijden van Jacomina gaat huize Bringenberg over naar de erfgenaam Jan Bringenberg in Everdingen. Jan trouwt met Sophia Antonia van Eck en krijgt 7 kinderen. Jan Bringenberg was in Everdingen een prominent man, Burgemeester en Secretaris der gemeente Everdingen van 1841-1844. Willemina Bringenberg is het vierde kind en laatste bewoner van Huize Bringenberg als ze in 1925 overlijdt. 



Locatie