Omgeving


Uitgelichte vensters

Van Végé winkel, naar RABO bankje tot appartementencomplex (2026) Op de hoek van de Provincialeweg, Molenweg en Dorpsstraat in Bunnik stond in de jaren zestig en zeventig een witgepleisterd pand. Het was het woonhuis met levensmiddelenzaak van Herman en Riek van de Brug-Beemer, Molenweg 1. De Végéwinkel werd in 1983 afgebroken waar een modern gebouwtje voor in de plaats kwam, met daarin het RABO-bankje, een tijdelijk herkenningspunt op het kruispunt dat overgaat in de Stationsweg. Tot 2026 is deze locatie opnieuw veranderd naar een appartementencomplex. Het witte huis aan de Molenweg 1  Het pand aan de Molenweg heeft voor de familie een bijzondere betekenis: drie generaties hebben er gewoond en gewerkt. In dit huis leefden Riek en Herman met hun acht kinderen. Na hun huwelijk in 1952 begonnen zij hier een eigen levensmiddelenzaak. Het pand was destijds eigendom van de ouders van Riek: Marie Sterkenburg (1888-1958) en Toon Beemer (1886-1966). Al eerder speelde het pand een belangrijke rol in de familiegeschiedenis. De vader van Marie, Steven Sterkenburg (1853-1934) vestigde er een schoenmakerij. Marie was in 1921 getrouwd met Toon Beemer en samen kregen zij vier kinderen, van wie Riek de jongste was. Herman kocht zijn kruidenierswaren in bij de VéGé (Verkoop Gemeenschap, een voormalige Nederlandse landelijke organisatie van zelfstandige kruideniers. In de jaren zestig werd de winkel uitgebreid en heringericht naar een supermarktmodel. De familie had een lange traditie in levensmiddelen en thuisbezorging, overgenomen van de ouders van Herman. De man haalde wekelijks de boodschappenlijstjes op en bezorgde daarna de bestellingen, terwijl de vrouw achter de toonbank stond. De bezorging geschiedde aanvankelijk met een mandfiets; later kon een bestelauto worden aangeschaft. Suiker, zout, erwten e.d. werden ’s avonds na sluitingstijd uit grote balen gehaald en alvast in zakjes gedaan van een pond, vertelt dochter Anneke van Eck-van de Brug. In de jaren ‘70 hielp zij in de winkel, vooral in het verkopen van OLA ijs buiten! Dit moet de tekenaar Rodrigo zijn opgevallen! De ijskar met parasols en banken was rond eind jaren ’60 een geliefde ontmoetingsplek voor jongeren die hun Puch- of Tomos-bromfiets graag aan belangstellende meisjes lieten zien. Toen de Rabobank deze locatie op het oog kreeg, volgde er zowel letterlijk als figuurlijk veel wikken en wegen. Het winkel centrum aan de Van Hardenbroeklaan werd gebouwd en Herman kreeg de mogelijkheid om daar de winkel als volwaardige supermarkt voort te zetten.  Hij was inmiddels 60 jaar en de voorwaarden voor zo’n overstap vond hij veel te bindend. Het aanbod van de Rabobank om het pand Molenweg 1 te kopen kwam precies op het goede moment. Het bleek financieel mogelijk om te stoppen met de winkel en een huis aan de Zuster Spinhovenlaan aan te kopen. Het witgepleisterde huis werd in 1982 afgebroken voor de bouw van het pand van de Rabo, wat nu nog zichtbaar is, tot 2026. Petrus Wilhelmus (Willem) van de Brug Het spoor gaat terug naar opa Petrus Wilhelmus (Willem) van de Brug, naar het begin van de 20e eeuw. Willem van de Brug woonde met zijn familie in de Langstraat, één van de oudste delen van Bunnik. Hij had hier een winkel met ‘koloniale waren”. We zien hem bij zijn hondenkar met levensmiddelen staan. Hij is dan onderweg met zijn zoon Herman, die van een klant een (kapotte) wekker cadeau heeft gekregen. Willem trok met zijn waren doordeweeks langs boerderijen via de Achterdijk tot aan Cothen toe. Het is dus waarschijnlijk geen toeval dat hij zijn vrouw in die woonplaats heeft gevonden. Petrus Wilhelmus (Willem) van de Brug en Johanna Lamberta (Anna) van Woudenberg trouwden op 5 september 1919 in Cothen.  Op de foto staan vader en zoon op de plek waar nu de blinde zijgevel van Albert Heijn is. De foto is genomen rond 1926 waar destijds deze huisjes met een poortje hebben gestaan. Rechts van deze huizen stond gemeenteschool/gemeenschapsgebouw, de Grondslag.  De woninkjes aan de Langstraat lagen nabij de levendige Loswal, waar veel goederen werden gelost. Helaas overleed Willem in 1942 op 52-jarige leeftijd, een gezin met zes kinderen achterlatend. Herman, de oudste jongen, werd automatisch kostwinnaar (ondanks dat zijn hart naar een groen beroep uitging). Die status zorgde er wel voor, dat hij niet voor dwangarbeid in Duitsland werd opgeroepen.

‘Ik schrijf gewoon, en wie ’t lezen wil is welkom’. Thea Beckmann, geboren Petie (Rotterdam 1923 – Bunnik 2004) pakt haar koffer en reist vanuit haar woonplaats Bunnik voor haar boek KRUISTOCHT IN SPIJKERBROEK (1973) naar de plekken waar het allemaal gebeurde. Zij trekt door het Rijndal tot Straatsburg, slaat dan af om de weg te nemen door het zwarte Woud, ook steekt zij de Alpen over via Karwendel en Brenner om dan via Cremona naar Genua te gaan. Over de balans tussen feiten en fictie zegt Thea Beckman zelf; ‘Accuraatheid in de feiten is alsof je een harnas aantrekt van het verleden, je actieradius wordt hierdoor beperkt. Maar met dat harnas aan blijf je mens, en hoef je fantasie niet compleet uit te schakelen, zolang je de opgedoken feiten maar geen geweld aandoet.’ Thea Beckman trouwt in 1945 met Dirk Hendrik Beckmann, met wie ze twee zoons en een dochter krijgt. In 1956 zijn zij in Bunnik gaan wonen en hier schrijft Thea haar debuutroman, ANJERS VOOR ADELE, en haar eerste jeugdboek, DE ONGELOOFLIJKE AVONTUREN VAN TIM EN HOLDERDEBOLDER. Allebei werken waarvan zij later zegt dat ze best vergeten mogen worden. ‘Ik moest het vak nog leren’. Zij krijgt meer tijd in de zeventiger jaren wanneer haar kinderen uit huis zijn en komt KRUISTOCHT IN SPIJKERBROEK (1973) uit. Het boek levert haar een Gouden griffel en de Europese prijs voor het beste historische jeugdboek op. Het boek is verfilmd. Het wonen in Bunnik is wonen dichtbij Utrecht. Hier staat zij midden in de middeleeuwen en de volgende stap die ze wil maken is de studie Sociale Psychologie aan de Universiteit in Utrecht. In 1981 studeert ze af. Ze schrijft haar doctoraalscriptie over de invloed van boeken op de jeugd. Het historische kinderboek stond nog in de kinderschoenen. Zo ontwikkelt ze zelf een onderzoeksmethode om deze invloed te meten en komt tot de volgende conclusie; ‘Ofschoon dit onderzoek er niet geheel in geslaagd is de directe invloed van jeugdboeken op jonge lezers aan te tonen, zijn er wel aanwijzingen dat er van enige invloed sprake is, maar ook dat de relatie kind/boek veel gecompliceerder is dan algemeen wordt aangenomen.’ Eén voorval vertelt ze bij bijna al haar lezingen en interviews. In de brugklas van het voortgezet onderwijs werd door de docent DE VIER HEEMSKINDEREN  van Felix Timmermans voorgelezen. Ze had meteen geantwoord dat ze het een geweldig historisch verhaal had gevonden. Enkele maanden later kwam ze erachter dat het boek een navertelde middeleeuwse ridderroman was,  ‘meer legende dan feit’. In Beckmans beleving had Felix Timmermans dus aan geschiedvervalsing gedaan om een mooi verhaal te vertellen. Ze nam het de schrijver erg kwalijk en wilde nooit meer iets van zijn hand lezen, want ze vertrouwde hem niet meer. Toen ze zelf historische jeugdboeken ging schrijven nam ze zich voor dat de feiten moesten kloppen. Wie zich prompt bedrogen voelde bij het lezen van Kruistocht in Spijkerbroek was Kees Fens (1929 – 2008). Hij vindt haar schrijftaal te modern. Hij vergelijkt het boek met de historische jeugdroman Fulco de minstreel van de auteur Cornelis Johannes Kievit (1892). Deze schrijft het verhaal zo, dat de lezer meteen al in de eerste paar zinnen midden in de 13e eeuw staat. ‘Uit het binnenste van de meester welde het verhaal, en al vertellend vertelde eigenlijk alles en iedereen mee.’ In Thea Beckman haar boeken spreekt vooral het heden een woordje mee in het verleden. In kinderboeken gaat de fantasie nog door en zij doorbreekt de grenzen van ruimte en tijd. In Kruistocht in Spijkerbroek komt een vijftienjarige jongen uit Amstelveen van 1973 via een tijdmachine terecht in het jaar 1212, waarin hij zich aansluit bij de kinderkruistocht. Dit idee berust op de middeleeuwse denkwereld van Christenen die geloofden dat zij eens zouden worden als engelen, wezens tussen hemel en aarde, die al half in de eeuwigheid leefden en die het ene moment in Rome en het andere in Jeruzalem konden zijn.  Een historisch kinderboek is grensverleggend, heeft meer mogelijkheden dan welk ander genre boek ook. Kinderen worden geconfronteerd met en aan het denken gezet over zaken, problemen en toestanden. (Lea Dasberg, 1981) Het werk van Thea Beckman is vele malen bekroond. In 2003 ontvangt zij de in het leven geroepen Bontekoeprijs voor het beste historische jeugdboek voor ‘GEKAAPT!’ Het jaar daarna in de nacht van 4 op 5 mei, overlijdt Thea Beckman. De Bontekoeprijs wordt hernoemd tot de Thea Beckmanprijs. Deze prijs wordt elk jaar in het derde weekend van september in Archeon uitgereikt voor het beste historische jeugdboek.