Het nageslacht van Ot en Gerrit van Bemmel
Ot en Gerrit van Bemmel zijn de laatste (zestiende-eeuwse) Van Bemmels die tot de Utrechtse Ridderschap behoorden.
Vroege Van Bemmels in Nederland
De vroegst bekende Van Bemmel in Nederland is Dirk van Bemmel. Theoderici de Bemele treedt in 1096 met de graaf van Gelre op als getuige wanneer gravin Ide van Boulogne de St.-Pietersabdij in Afflighem bij Brussel begiftigt met de (tienden van de) kerk van Gennip in Noord-Limburg. ‘Bemele’ verwijst hier waarschijnlijk naar de plaats Bemmel tegenover Nijmegen. Die plaats wordt in 1178 als ‘Benmele’ vermeld in het testament van de Utrechtse bisschop Godfried van Renen. Diens vader, ook een Godfried van Renen, was gehuwd met Sophia van Bemmel, waarschijnlijk de erfdochter van genoemde Dirk van Bemmel. Het ‘Bemele’ in de oorkonde van 1096 zou ook nog Bemelen (vermeld in of kort voor 1018) in Zuid-Limburg kunnen zijn. Overigens wordt in Dodewaard (Betuwe) in 1188 een hoeve ‘Bemele’ genoemd en in Gelre vinden we in 1231 een Stefanus de Bemene (een verschrijving?) alsmede in 1273 een ridder Otto de Bemele met zijn zoon Otto. Een Willem van Bemmel Genekinsz wordt in 1327 beleend met land onder Culemborg. In 1457 koopt Goosen van Bemmel (zoon van Johan van Bemmel en Diderika van Randwijck, gehuwd met Margriet Valckenaer, de heerlijkheid Doornik. Hij verkrijgt in 1484 het in die omgeving gelegen huis te Bemmel in leen. Het huis blijft tot 1770 in dat geslacht. Rond 1500 worden zij ook genoemd als bezitters van een waard onder Amerongen. Mogelijk hoort de in 1603 in Utrecht overluide jonker Willem van Bemmel (gehuwd met Anna van Ruimelaer) tot dat geslacht.
Vroege Van Bemmels in Langbroek en nabije omgeving
De vroegst bekende Van Bemmel in het gebied, mogelijk in Langbroek zelf, is Willem van Bemmel (Benemael). Hij wordt in 1315, samen met graaf Gijsbrecht uten Goye, genoemd in het zogenaamde Registrum Guidonis van bisschop Guy van Avesnes als de vierde van zes borgen bij een ‘zoen’. In Nederlangbroek dient zich in 1333 Gerrit van Bemmel aan als tijnsgenoot en in 1343 Jan van Bemmel als grondbezitter. Voor Overlangbroek is Willem van Bemmel in 1337 als grondgebruiker de eerst daar genoemde Van Bemmel. In de stad Utrecht krijgt een Jan van Bemmel in 1397 het burgerschap - gratis omdat hij de stad in oorlogen heeft gediend - en een Henrick van Bemmel in 1411. Voor de stad Rhenen zijn de vroegste Van Bemmels een Jan van Bemmel Rutgersz (lijfrente) in 1371, een Jan van Bemmel (richter) in 1390 en in 1392 een Aelbert van Bemmel (Cuneragilde). In Doorn treffen we in 1325 aan een Gerrit van Bemmel (tijnsgenoot) en in Cothen in 1378 eveneens een Gerrit van Bemmel (landgebruiker). Amerongen kent in 1393 de erfgenamen van Ot van Bemmel (landgebruikers) die zich dat jaar ook in Overlangbroek laten zien. De stad Wijk bij Duurstede tekent in 1377 met een Evert uten Weerde Jan van Bemmelzoon (leenman) die zich overigens al eerder in 1363 in Nederlangbroek meldt. Ook in Wijk bij Duurstede meldt zich in 1424 een Gerrit van Bemmel en in 1439 een Jan van Bemmel Gerritsz. Te Darthuizen blijkt in 1464 een Willem van Bemmel land te hebben. Gijsbert van Bemmel koopt in 1432 een tiend in het gerecht Dwarsdijk of Nijendijk maar doet dat voordien al in Cothen in 1423. Een Henrick van Bemmel wordt in 1398 in ’t Goy als landeigenaar gezien en zijn erfgenamen in 1422 als belenders. Misschien behoren de Van Bemmels wel tot eerste kolonistenfamilies in Langbroek; families waarvan bekend is dat een aantal uit de Opper-Betuwe of van verder stroomopwaarts langs de Neder-Rijn (Rijnland) kwam.
De naam ‘Bemmel’
In de heraldiek in onze streken wordt een schaaktoren een ‘bemmel’ genoemd. (Het schaakspel is hier sedert de elfde eeuw bekend.) Waarom? ‘Mael’ (vergelijk het Duitse ‘malen’, tekenen) in tweede deel van de vroegere naam ‘Benemael’ zou duiden op een plaats waar ooit een zogenaamde maalboom stond. Dat is een boom, gemerkt met een speciaal ‘teken’, waaronder recht werd gesproken en/of die diende als markering van een grens. Het eerste deel van de naam zou een (afgekorte) persoonsnaam zijn. Wellicht is de gelijkenis in vorm tussen een schaaktoren en zo’n boom een reden om die toren ‘bemmel’ te noemen. Die plaats is later met ‘Bemmel’ aangeduid en mensen afkomstig uit die plaats met ‘van Bemmel’. ‘Bemmel’ zou ook kunnen zijn afgeleid van ‘bi male’ of ‘bie de mael’ ofwel van ‘bij de plaats waar recht werd gesproken’. Een veel voorkomend Van Bemmel-wapen is een wapen met daarin drie bemmels (twee boven, één onder).
Wapen Van Bemmel in Langbroek en omstreken
Van een aantal laat-middeleeuwse Van Bemmels in Langbroek en omstreken is het zegel bewaard gebleven en wel in twee varianten. Sommigen Van Bemmels zegelden met drie bemmels al dan niet met een sterretje daartussen of met een barensteel er boven. Hun wapen is ‘gebroken’. Dat sterretje duidt er wellicht op dat de zegelaar een (jongere) zoon was. De toevoeging van een sterretje zou dan het zegel van de zoon van dat van de (nog levende) vader hebben doen onderscheiden. Een barensteel werd vaak gevoerd door jongere zonen en door jongere takken van de familie. Het voeren van het ‘volle’ wapen was immers voorbehouden aan het hoofd van de familie. Andere Van Bemmels daarentegen zegelden met een gekanteeld schildhoofd met heraldisch rechtsboven een schildje met een klimmende leeuw (naar Van Buchel-Booth ook wel het ‘Van Wijk-wapen’ genoemd). Dit duidt op Van Bemmels die weliswaar qua familienaam naar de vader van hun moeder zijn vernoemd maar het familiewapen van hun eigen vader voerden; een uitdrukking van de regel dat qua afstamming een wapen meer bepalend is dan een familienaam.
Colofon
Auteur: A.A.B. van Bemmel
Note: Ad van Bemmel, ‘Het nageslacht van Ot en Gerrit van Bemmel, de laatste (zestiende-eeuwse) Van Bemmels die tot de Utrechtse Ridderschap behoorden’, in: De Nederlandsche Leeuw, jrg. 140 (2023), nr. 3-4, p. 150-168.