Willem Hendrik Hajenius, predikant te Cothen van 1789 - 1843
`... Maar hij bleef dè predikant!` Wie de Protestantse kerk in Cothen van opzij nadert ter hoogte van het koor ziet een grijze gedenksteen waarop te lezen staat: ‘Uit achting der Gemeente voor haar leeraar W.H. Hajenius 1789 – 1843. Gest. 30 aug. 1846. Binnen in de kerk is een predikantenbord, waarop we dominee Hajenius terugvinden. W.H. Hajenius bekleedde gedurende ruim 53 jaar het ambt van ‘herder en leraar’ van de Ned. Herv. Kerk.
In het bericht over zijn overlijden wordt hij, in de ‘Boekzaal der geleerde Wereld’(1846, 2, p. 383), beschreven: ‘Gul van aard kenden wij hem, tevens als opregt van hart; en zijne opgeruimdheid van geest, die hem bijbleef gedurende de moeilijke en zorgvolle dagen welke hij vroeger alhier doorbragt, verliet hem niet in zijnen ouderdom.’ In een brief aan mijn grootvader Godert Adriaan Hajenius (1869 – 1949) schrijft W.A. van Beeck Calkoen, burgemeester van Cothen, in 1898: ‘In 1843 is Dom. Wijnand Kluever zijn hulpprediker geworden, maar hij (ds. Hajenius) bleef in de pastorie en dé predikant.’
Willem Hendrik Hajenius was niet de eerste predikant in de familie; grootvader en bet-overgrootvader stonden ook reeds op de preekstoel. Willem Hendrik werd op 1 mei 1761 te Pannerden geboren. Volgens het Album Studiosorum van de Rijksuniversiteit te Leiden werd Willem Hendrik aldaar ingeschreven als student op 15 september 1785. Op 26 juni 1786 werd hij proponent bij de classis van Leiden en Neder-Rhijnland, waarna hij op 10 juni 1789 te Cothen werd beroepen. Die beroeping had trouwens veel voeten in aarde gehad. De acta van de vergaderingen van de classis Rhenen-Wijk lichten ons er uitvoerig over in!
Op 8 oktober 1788 wordt er door de ‘mansledematen een drietal opgesteld, te weten de heer Geelkerken, predikant te Overlangbroek, de heer Hajenius, proponent te Leiden, en de heer Horst, proponent te Utrecht. Op Geelkerken worden zes stemmen uitgebracht, op Hajenius en Horst elk vijf. Cothen telde in die tijd zeventien lidmaten, één was dus kennelijk afwezig. Als Geelkerken echter van de nominatie afziet, stelt gedeputeerde Gobius voor het drietal aan te vullen. Anthony van Kooten, de schoolmeester, is het met Gobius eens. Maar een aantal leden verzet zich hiertegen: Rijk van Eck, diens zoon Gerrit, Willem Middelman en ‘de heer Oudburgemeester A. de Joncheere’ eisen een nieuw drietal. Begin november komen de leden weer bijeen en tenslotte wordt er een nieuw drietal voorgesteld, onder wie Hajenius. Op 11 november verklaart de classis het eerste drietal echter voor wettig, maar op 16 juni 1789 kiest men toch weer een ander drietal: Hajenius blijft erop voorkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze nog tijdens dezelfde vergadering door de classis wordt verkozen. De gedeputeerden van de staten ’s Lands van Utrecht hechten hun goedkeuring aan de verkiezing, mits de proponent voldoet aan de kerkorde, d.w.z. een toelatingsexamen. W.H. Hajenius werd op 20 september 1789 door ds. Eickma in het ambt bevestigd.
Cothen als burgerlijke en kerkelijke gemeente
Volgens het Statenarchief nr.1353 telde het dorp in 1808 200 inwoners. In 1812 werd het ambachtsgerecht de Dwarsdijk opgeheven en bij Cothen gevoegd en dat verklaart mede het veel grotere aantal van 521 inwoners in 1815. 80% van de bevolking was Rooms Katholiek, terwijl slechts een 20% tot de Hervormde Kerk behoort; in de gegevens over de kerkvisitatie is gedurende verschillende jaren sprake van een 100 ‘zielen’.
Dat de kerkelijke gemeente niet erg draagkrachtig was, verbaast ons niet, gezien het reeds genoemde aantal ‘zielen’ en het nog veel kleinere aantal ‘ledematen’: in 1788 waren dat er 17 en dat aantal is ten tijde van Hajenius niet snel gegroeid. Naast het kleine aantal leden speelden ook de sociale omstandigheden waarin deze leden verkeerden een belangrijke rol. Op 17 maart 1817 schrijft burgemeester J. van Eck hierover: ‘De toestand der gemeente is seer armoedig, deselve bestaat uit omtrent 100 zielen waarvan tweederde armoedig is. En het overige een derde zijn alle menschen die van hun handenwerk hun bestaan moeten hebben, maar die ook niet nalaten hunne verarmde kerkgenoten in den dringensten nood zo veel in hun vermogen is te helpen ondersteunen, waarvan ik getuige ben, …’ Op 25 september 1816 wordt de hervormde kerk onvermogend genoemd. Ds. Hajenius vraagt de classis om maatregelen ter voorziening in het hoogst noodzakelijke onderhoud van de kerk en de pastorie; men zal Cothens belangen bij de Koning aanbevelen en hoopt op een toelagen uit ’s Rijks kas. In mei 1818 echter – zo lezen we – vraagt Hajenius een collecte te mogen houden onder de Hervormden in de provincie, omdat het Rijk waarschijnlijk niet op het bovengenoemde verzoek in zal gaan. Het Rijk deed dit echter wel! Op 26 mei 1819 bericht het Directoraat Generaal aan de classis dat de scriba f.2000,¬- zal ontvangen ten behoeve van de gemeente Cothen.
‘De arbeider is zijn loon waard’
Een vraag die mij herhaaldelijk heeft beziggehouden, maar waarop ik het antwoord schuldig moet blijven bij gebrek aan gegevens, is de volgende: hoe kwam ds. Hajenius aan de kost? Een gezin met zeven kinderen kan niet van de wind leven! Aangezien de Gereformeerde Kerk oorspronkelijk een staatskerk was, zal het traktement gedurende de eerste jaren van zijn predikantschap van staatswege zijn uitbetaald. Tijdens de Bataafse republiek echter werd de scheiding van kerk en staat geproclameerd en vervielen de staatstraktementen. Pas in 1816 – bij de vaststelling van het algemeen Reglement van de Neder. Herv. Kerk – hervatte het Rijk de betaling daarvan.
Volgens het Jaarboek van de Ned. Herv. Kerk bedroeg het rijkstraktement van de predikant in Cothen in 1848 f. 700,- ; het is heel goed mogelijk dat ds. Hajenius in 1816 eenzelfde bedrag kreeg, gezien het feit dat het traktement ook lang na 1848 nooit is verhoogd. Het salaris van rijkswege werd overigens wel vermeerderd met een bijdrage van de Synode en met een toelage van de eigen kerkelijke gemeente, maar deze laatste zal, gezien de hierboven genoemde financiële situatie van de gemeente Cothen en haar leden, zeker niet hoog zijn geweest. In 1833 was ds. Hajenius in elk geval slecht bij kas, want in dat jaar leende hij f.50,- uit de kas van de diaconie, een bedrag dat hij later met rente terugbetaalde. Eveneens is bewaard gebleven de akte, waarbij aan ds. Hajenius emeritaat wordt verleend en waaruit blijkt dat het rijkspensioen f.700,- zal bedragen.
Ds. Hajenius in Classis en Ring
Is het archief van de kerkvoogdij voor wat betreft de ambtsperiode van ds. Hajenius zeer onvolledig, de acta van de vergaderingen van de classis blijken daarentegen een belangrijk bron te zijn. Cothen behoorde tot de classis Rhenen – Wijk. In deze vergaderingen rouleerde het met de voorzitter of de secretaris. Hajenius voelde blijkbaar niet veel voor het voorzitterschap, dan liet hij zich vervangen. Hij was meer een schrijver, en gaf de voorkeur aan de functie van secretaris; zijn duidelijk leesbare, keurige handschrift vinden we herhaaldelijk terug. Naast de notulen van de classis leveren ook de acta van de vergaderingen van de ring Wijk (ingesteld in 1816) interessante gegevens op. Tijdens de eerste vergadering wordt ds. Hajenius tot praetor gekozen voor twee jaar. De vergaderingen hebben twee maal per jaar plaats bij de predikanten thuis en wel op de tweede woensdag in mei en de laatste woensdag in augustus. Men begint om 10.00 uur, er wordt met gebed geopend en ‘de ontvangende predikant zal een koude maaltijd aanrichten bestaande uit ham, brood en wijn’. Wie te laat komt, betaalt zes stuivers boete, niet komen kost twaalf stuivers. In 1818 richt de Ring een leesgezelschap op; per dag moet men dertig bladzijden lezen. Ds. Hajenius bespreekt er regelmatig een bijbel gedeelte. Opvallend is dat hij zich bij het schrijven van die preek bedient van vaste afkortingen, naar het voorbeeld van kopiisten uit vroeger eeuwen. Behalve als lid van de classis en, na 1816 van de ring Wijk, fungeerde ds. Hajenius in de eerste jaren van zijn predikantschap herhaaldelijk als kerkmeester en als schoolopziener (‘scholarch’), zo lezen we in het archief van het Domkapittel.
Hoe ging het Willem Hendrik Hajenius persoonlijk? Het Gereformeerd huwelijksregister van Cothen vermeldt dat, op 28 augustus 1791 zijn ingeschreven Willem Hendrik Hajenius en Willemina de Ridder, geboren te Amerongen en op 5 september ‘in den huwelijkschen staat’ zijn bevestigd door P. Hugenholtz, predikant te Amerongen. Zij kregen zeven kinderen. Willemina overleed op 13 mei 1809, 41 jaar oud. Op 1 januari 1843 ging Willem Hendrik met emeritaat; in de vroege ochtend van 30 augustus 1846 overleed hij.
Datering
Jaar: 1789Locatie
Cothen
Colofon
Bron: A.M.L. Hajenius
Foto`s: Archief A.M.L. Hajenius
W.A. van Beeck Calkoen, burgemeester Cothen, Ambtsperiode 1875-1907
Bron: You tube: Sint Agneskerk Protestantse gemeente Cothen
N.B. Voor de specifieke bronvermeldingen wordt verwezen naar het artikel zelf dat te vinden is bij mevrouw A.M.L. Hajenius